In het algemeen bestaat zo’n aggregaat uit een stelsel van gekoppelde werktuigen: het ene aandrijvend (een stationaire motor) en het andere aangedreven (een dynamo of een pomp).
STOOMAGGREGAAT
1802. Uitvinder van het stoomaggregaat: Matthew Murray (Engeland). Zo’n apparaat was destijds vooral interessant voor de landbouw, waar vrijwel alle arbeid toen nog door mensen en dieren werd verricht. Voor die branche was de ontwikkeling van ‘locomobielen’ (stationaire stoommotoren op een onderstel met ‘eigen’ aandrijving) net zo belangrijk als John Smeatons ‘mobiele’ stoommotor voor voertuigen (1765). In die periode was men er nog niet aan toe, omdat dit al te veel mensen werkeloos gemaakt zou hebben.
Circa 1830. Techniek laat zich echter niet tegenhouden! Aanvankelijk was het onmogelijk om deze loodzware locomobielen op modderige landbouwgrond behoorlijk te besturen. Er werden dan ook nog heel lang paarden gebruikt om de primitieve molenstelbesturing te ‘assisteren’.
1861. Pas vanaf 1861 werden locomobielen voorzien van een goed werkende stuurinrichting met kettingen en een wormwiel, zodat daarvoor geen paarden meer hoefden te worden ingezet.
1878. In een periode dat in de landbouw gebruikte locomobielen zelfstandig kon rijden én sturen bouwde Burrell (Engeland) voor het eerst een soort transmissie in waardoor ze op verschillende snelheden konden rijden.
ELEKTRISCH AGGREGAAT
1884. Uitvinder van het elektrische aggregaat: Henri Tudor (Luxemburg). Tudor bouwde als lichtgewicht-alternatief een elektrisch aggregaat, bestaande uit een stationaire elektromotor op een verplaatsbaar onderstel. Dit was geen locomobiel omdat er geen sprake was van een zelfstandige aandrijving (hoefde ook niet want hij kon gemakkelijk worden getrokken). Tudors uitvinding was echter bij uitstek geschikt voor niet al te zwaar werk in de landbouwbranche en (vooral) de aandrijving van meerdere machines in fabrieken.