Circa 1400 v.Chr. In het Egypte uit de tijd van de farao’s werden de velgranden van wagenwielen soms met repen leer overtrokken om het houten wiel te beschermen en misschien ook wel om enige vering te bewerkstelligen. Gaat het wat te ver om dat de voorloper van onze autoband te noemen?
1781. In Engeland werden bij wijze van experiment postkoetsen voorzien van massiefrubberen banden. Die sleten echter enorm snel vanwege het slechte wegdek uit die periode, en waren dus geen succes.
1839. De ommekeer volgde, toen de Amerikaan Charles Goodyear en de Engelsman Thomas Hancock onafhankelijk van elkaar het vulcaniseren van rubber uit (Vulcanus was de Romeinse god van het vuur) uitvonden. Dit betreft de bewerking van rubber met gesmolten zwavel, waardoor het elastisch en niet-kleverig wordt en zich kan hechten aan andere stoffen (zoals metaal). Deze ontdekking maakte op termijn de weg vrij naar rubberen banden – eerst voor fietsen, dan voor koetsen en tenslotte ook voor auto’s. Niettemin waren auto’s veroordeeld om tot 1889 (het jaar van de uitvinding van de luchtband) met massiefrubberen banden te blijven rijden. Zelfs daarna was het nog een tiental jaren gebruikelijk, dat nieuwe personenauto’s naar keus konden worden geleverd met massiefrubberen banden of luchtbanden.
1845. Uitvinder van de luchtband voor koetsen: Robert Thompson (Schotland). Dit werd echter een drama vanwege de vele lekke banden. Stoomauto’s uit die tijd reden op massiefrubberen banden, die wel hard sleten maar in elk geval niet lek konden raken. Voor auto’s bleken massiefrubberen banden aanvankelijk redelijk te voldoen. Toch was al snel duidelijk dat er voor auto’s iets anders bedacht moest worden.
1888. De eerste stap daartoe werd gezet door John Dunlop (Schotland), die een effectieve luchtband voor fietsen uitvond. Die bestond uit een binnenband van vellen latex met daaroverheen een aparte beschermingsmantel. Testrijder was zijn zoontje op zijn driewieler!
1889. Uitvinder van de luchtband voor auto’s: Édouard Michelin (Frankrijk). Voor de auto kwam de luchtband net op tijd, namelijk op het moment dat auto’s sneller gingen rijden dan koetsen. Michelins luchtband voor auto’s was een diagonaalband en had geen beschermende mantel meer nodig. Met de snelle ontwikkeling van de auto kwam ook die van de luchtband op gang.
Voor meer informatie:
BANDENPROFIEL [1870]
BANDENVENTIEL [1890]
BANDEN WISSELEN [1906]
BANDENROET [1907]
DUBBELLUCHT [1907]
AFNEEMBARE BAND
1906. Aanvankelijk waren autowielen, laat staan de velgen, niet demontabel. In geval van een lekke band (en die waren er in overvloed) moest de chauffeur de lekke band met de hand van de (op de auto bevestigde) velg wrikken en natuurlijk de verse band er op dezelfde manier opzetten. Vandaar waarschijnlijk de nu nog gebruikelijke term ‘banden wisselen’, terwijl het al ruim honderd jaar ‘wielen wisselen’ zou moeten zijn. In de autosport was dit probleem vanwege de tijdsdruk nog groter. Ten tijde van de Grand Prix van Frankrijk 1906 introduceerden Renault, Fiat en Itala de demontabele velg (detachable rim), waarbij een versleten band mét de velgrand kon worden verwisseld maar de spaken op de naaf bleven zitten. Hierdoor duurde het banden wisselen nog maar 75 seconden in plaats van een dikke vijf minuten. Een probleem was dan wel, dat die reserve‑velgranden op de auto extra moesten worden meegetorst.
1908. In 1908 werd de inschrijving van het Engelse raceteam van Napier voor de Grand Prix van Frankrijk geweigerd, omdat bij deze auto’s de ‘hele’ wielen (detachable wheels, volgens het Rudge‑systeem) konden worden verwisseld. Dat werd toen nog als een te groot risico beschouwd. Kennelijk was het minder gevaarlijk om de velgrand te demonteren en te monteren!
1913. Vanaf 1913 waren alle Grand Prix‑auto’s voorzien van detachable wheels. Toen de circuits korter werden en lekke banden onderweg dus minder vaak voorkwamen, was het niet meer nodig om een heel setje reservewielen op de auto mee te nemen. Sindsdien kon dus onderweg gewoon het wiel met band en al worden gewisseld ‑ meestal aan de pits, want zo betrouwbaar waren die banden langzamerhand wel. Die wielen waren nog maar met slechts één centrale wielmoer op de as bevestigd, zodat ze met minimaal tijdverlies konden worden verwisseld.
BANDENROET
1907. Roet is fijn verdeeld koolstof en ontstaat na verbranding van brandstoffen zoals hout, kolen, turf en vetten. Vermenging van bandenrubber met roet verbetert de kwaliteit van het bandenrubber. De eerste fabrikant die gebruik maakte van bandenroet was Pirelli (Italië). Tot dan toe was een autoband altijd wit of beige gekleurd. Door dat roet kreeg de autoband zijn – nog steeds gebruikelijke – zwarte kleur.