Het Franstalige ‘carrosserie’ betekent: alles wat bij de karos behoort – letterlijk ‘koetswerk’. Vroeger werd dit apart op het chassis geschroefd. Tegenwoordig vormen chassis en carrosserie één geheel (in de vorm van een doos).
VOORGESCHIEDENIS
Pionier-autobouwers zoals Gottlieb Daimler maakten het zich relatief gemakkelijk door als uitgangspunt te opteren voor een bestaande koets. De eerste auto van Carl Benz had helemaal geen carrosserie. Dat kon allemaal best, zolang de snelheid van deze voertuigen maar niet die van een dravend paard overschreed. Toen dat wel gebeurde, ontstond vanzelf de wens om overdekt te zitten.
Afbeelding 1 – Panhard & Levassor (1895).
CARROSSERIE MET UITSLUITEND ‘VOORUIT RIJDENDE’ ZITPLAATSEN
Eerste auto: Panhard & Levassor (Frankrijk, 1891, zie afbeelding 1). Volgens het ‘Système Panhard’ behoorde een personenauto als norm voorin een in de lengterichting gemonteerde motor te hebben, achterwielaandrijving en uitsluitend ‘naar voren rijdende’ zitplaatsen. Tot 1891 deed iedereen maar wat. Daarna werd gaandeweg een eind gemaakt aan exotische koets-achtige carrosserievormen zoals ‘vis-a-vis’ (met de gezichten naar elkaar toe), ‘dos-a-dos’ (met de ruggen naar elkaar toe) en ‘tonneau’ (met middenpad en achteringang).
CARROSSERIE MET VERWISSELBARE MODULES
Hierbij konden via een railsysteem met de hand diverse carrosserieën op het chassis worden gemonteerd. Dit had een wereldvinding kunnen zijn, maar raakte daarentegen totaal in de vergetelheid. Eerste auto met verwisselbare modules: Dechamps (België, 1904).
CARROSSERIE MET ONDERLING UITWISSELBARE ONDERDELEN
Eerste auto met onderlinge uitwisselbare kofferdeksel en motorkap: Symétric (Frankrijk, 1951).
DE VOLGENDE GERELATEERDE ITEMS WORDEN ELDERS IN WWW.365AUTOHISTORIE.NL APART BEHANDELD:
ZELFDRAGENDE CARROSSERIE (1903)