Het Franstalige ‘carrosserie’ betekent: alles wat bij de karos behoort – letterlijk ‘koetswerk’. Vroeger werd dit apart op het chassis geschroefd. Tegenwoordig vormen chassis en carrosserie één geheel (in de vorm van een doos).
CARROSSERIE VAN STAAL
Eerste auto’s met een carrosserie van staal: Amédée Bollée père (Frankrijk, 1873) en Eastman (Amerika, 1873). Staal bestaat uit smeedbare ijzer-koolstof-legeringen. Daarbij bepaalt het percentage koolstof in staal de kwaliteit: hoe meer koolstof, des te harder het staal.
Briscoe (Amerika, 1915) gebruikte stalen carrosserieën maar dan, on de kosten en het gewicht te beperken, met panelen van papier-mâché, een papje van papieren grondstoffen. Na toevoeging van lijm en persing op hoge temperatuur was dit goedje bruikbaar als goedkoop halffabrikaat voor de vervaardiging van carrosseriepanelen die geen enkele vorm van stijfheid hoefden te hebben.
CARROSSERIE VAN (GEDEELTELIJK) LICHTMETAAL
Eerste auto met een gedeeltelijk lichtmetalen carrosserie: Panhard & Levassor (Frankrijk, 1897). Panhard voorzag haar race-auto’s van lichtmetalen delen met als doel het wagengewicht te verminderen. Daarmee werd voor het eerst een duidelijk verschil zichtbaar tussen een race-auto in de vorm van een gemodificeerde personenauto en een race-auto die speciaal was geprepareerd.
De eerste auto met een geheel lichtmetalen carrosserie werd gebouwd door Porter (Amerika, 1900). Lichtmetaal is een metaallegering met als hoofdbestanddeel aluminium. Puur aluminium is weliswaar heel licht, maar ook zo zacht dat het altijd als deel van een legering moet worden gebruikt. Twee jaar later deed Lanchester hetzelfde.
Alpax is een specifiek soort lichtmetaal, bestaande uit een aluminium-silicium-legering. Eerste en enige auto met een carrosserie van Alpax: De Lavaud (Frankrijk, 1927). In elk geval was Audi’s revolutie van 1994 al veel eerder vertoond.
CARROSSERIE VAN HOUT
Eerste auto: Avro (Engeland, 1919). Avro was oorspronkelijk een vliegtuigfabriek. Dat verklaart de zelfdragende carrosserie en het gebruik van hout. Hout was sowieso geen onlogische keuze. Het was licht en (als grondstof) relatief goedkoop. Bovendien was het staal van het begin van de twintigste eeuw bij lange na niet van de kwaliteit van nu.
Houtbeslag op een stalen carrosserie zoals bij ‘vroege’ Amerikaanse stationcars had geen enkel nut, maar verleende de auto wel een karakteristiek uiterlijk. Dit werd voor het eerst toegepast door Star (Amerika, 1919). Tien jaar later volgde Ford deze mode en liet speciaal voor dat doel hele bossen aanleggen – en omhakken.
CARROSSERIE VAN GLASVEZEL
Eerste auto: Scarab (Amerika, 1946). Glasvezel is een kunststof in de vorm van glazen vezels met een zeer sterke kern. Dit materiaal heeft een hoge treksterkte en is onbrandbaar en sterk. Glasvezel werd daarna meermaals gebruikt (onder meer bij de veel bekendere Chevrolet Corvette in 1953), maar het verving nooit het gebruikelijke staal.
Een opmerkelijke variant op dit thema vormde Trabant (Oost-Duitsland, 1980) met een carrosserie van glasvezel met epoxyhars. Epoxyhars is een kunststof, die vaak wordt gebruikt als bindmiddel voor andere kunststoffen (zoals hier glasvezel).
CARROSSERIE VAN ROESTVRIJSTAAL
Eerste auto met een carrosserie van roestvrijstaal: Delorean (Amerika, 1981). Roestvrijstaal (of RVS) is een mix van ijzer, minimaal 11% chroom, nikkel en maximaal 1,2 % koolstof. RVS gaat, zoals de benaming al aangeeft, inderdaad roest tegen. Tegenwoordig zijn er echter genoeg meer voor de hand liggende mogelijkheden om een autocarrosserie afdoende tegen roest te beschermen.