Een dubbele carburateur heeft slechts één huis met één vlotterkamer, maar twee aanzuigbuizen.Dit is dus een goedkopere versie van twee ‘volledige’ carburateurs, terwijl de prestaties bijna eender zijn.
1907. Voor een V-motor ligt overigens één dubbele carburateur qua inbouwruimte sowieso meer voor de hand dan twee enkele. De eerste auto’s met een dubbele carburateur waren personenauto’s: Columbia, Matheson en Sterns (Amerika).
1914. Je zou hebben verwacht, dat constructeurs van Grand Prix-auto’s die dubbele carburateur onmiddellijk in hun motoren zouden integreren, maar dat gebeurde pas in 1914 voor het eerst met Delage (Frankrijk).
1931. Het record van de race‑auto met de meeste carburateurs staat mogelijk op naam van een Amerikaanse Miller, die in de 500-mijlsrace van Indianapolis 1931 startte. Die beschikte voor de voeding van zestien cilinders van zijn V16-motor over niet minder dan acht dubbele carburateurs.