De allereerste auto’s werden onveranderlijk onder primitieve werkomstandigheden ontworpen en gebouwd. Bijna altijd betrof dat unieke exemplaren, gebouwd in een werkplaats. In een fabriek is sprake van een zekere serieproductie.
1835. Eerste fabriek van stoomauto’s: Maudslay (Engeland). Maudslay was een ‘vroege’ stoomauto en dus nog zeker niet ‘praktisch bruikbaar’. Het was wel de eerste auto van enig soort, die in serie werd geproduceerd. Uiteraard was er hier nog geen sprake van massaproductie. De fiets ging qua ontwikkeling in veel opzichten aan de auto vooraf.
1883. Eerste fabriek van praktisch bruikbare stoomauto’s: De Dion, Bouton & Trepardoux (Frankrijk).
1885. In 1885 werd Amédée Bollée père (Frankrijk) de tweede ‘moderne’ fabriek van stoomauto’s, die voor het gewone publiek te koop waren. Benz en Daimler moesten toen nog aan hun eerste auto beginnen …
1896. Eerste fabriek voor de ombouw van koets naar stoomauto: Cruickshank (Amerika). Dat was in het licht van dreigende benzineschaarste geen slecht idee. Meestal was zo’n ombouw goed te doen, omdat veel auto’s uit die periode in de basis nog gemotoriseerde koetsen waren (naar het voorbeeld van Daimler in 1886).