Het verlenen van garantie bij aankoop van een nieuwe auto was aanvankelijk niet aan de orde, zolang de auto nog in zo’n experimentele fase verkeerde. Geleidelijk werden echter, eerst in Amerika, allerlei garantievoorwaarden ontwikkeld. Het duurde even, voordat een voor iedereen acceptabele situatie was gerealiseerd.
GARANTIE OP ONDERHOUD
1903. Eerste automerk met enige vorm van garantie: Electromobile (Engeland). Onderhoudsgarantie was een modern idee, dat toen echter niet door andere automerken werd overgenomen.
LEVENSLANGE ALGEHELE GARANTIE
1904. Eerste automerk: Acme (Amerika) en daarna ook andere automerken zoals Abbott-Detroit (Amerika, 1909), Canada Cars en Galt (Canada, 1911) en veel later ook Spyker (Nederland, 1924). Deze wilden zich op deze tamelijk idealistische wijze aan het koperspubliek bewijzen. Soms resulteerde deze onbezonnen actie indirect in een faillissement (zoals bij Acme en mogelijk ook Spyker).
GARANTIE OP REPARATIES EXCLUSIEF ONDERHOUD
1905. Eerste automerk: Rainier (Amerika). Dit was ondanks een termijn van slechts één jaar zonder twijfel ’the way to go’ – de voorganger van de huidige vorm van garantie.
GARANTIE OP BRANDSTOFVERBRUIK EN RIJSNELHEID
1919. Eerste automerk: Argonne (Amerika). Hun auto’s werden geleverd met een jaar garantie op brandstofverbruik (maximaal 20 mpg of circa 1:8) en rijsnelheid (minimaal 70 mph of circa 112 km/h). Dit was duidelijk niét de juiste manier om garantie te verlenen.
ALGEHELE GARANTIE
1923. Eerste automerk: Doble (Amerika). Een termijn van drie jaar leek gezien de onbetrouwbaarheid van toenmalige auto’s optimistisch. Doble was één van de beste stoomautofabrikanten uit die tijd.
INZITTENDENGARANTIE
1926. Eerste automerk: Stutz (Amerika). Ook al werd de termijn vooralsnog beperkt tot één jaar, dit was een vorm van garantie die alleen de beste automerken zich konden veroorloven.