Grand Prix betekent: Grote Prijs. Alle races meetellend voor het Wereldkampioenschap Coureurs heten zo.
VOORGESCHIEDENIS
De eerste instantie die de term Grand Prix publiekelijk gebruikte was de Franse Academie voor Wetenschappen. Dit instituut reikt sinds 1721 dit soort prijzen uit aan mensen, die zich opvallend verdienstelijk hebben gemaakt voor de wetenschap .
De eerste keer dat de term Grand Prix ‘sportief’ werd gebruikt betrof de paardenrensport. Sinds 1805 geldt de Grand Prix de Paris in die tak van sport als één van de belangrijkste evenementen.
Afbeelding 1 – Oshkosh (1878).
GRAND PRIZE
Grand Prize betekent: Grand Prix, maar dan op zijn Amerikaans. De vroegere American Grand Prize was dus eigenlijk de Grand Prix van Amerika. Op 16 juli 1878 werd de Amerikaanse staat Wisconsin de eerste (geregistreerde) autorace ter wereld verreden tussen twee … tractors. Geen grapje, ervan uitgaande dat een tractor ook een soort auto is. Het merk van het winnende voertuig is bekend (Oshkosh, zie afbeelding 1bestaat nog steeds) maar de naam van de bijbehorende ‘coureur’ niet. Bij deze eerste autorace ooit werd de term Grand Prize voor het eerst officieel gebezigd.
De allereerste échte Grand Prize (voor echte race-auto’s) was de American Grand Prize, oftewel de Grand Prix van Amerika van 1908. Deze race was bedoeld als Amerikaanse tegenhanger van de Grand Prix van Frankrijk.
De laatste American Grand Prize dateert uit 1916. De Europese term Grand Prix overleefde de Eerste Wereldoorlog wél en het Amerikaanse equivalent Grand Prize niét. Sindsdien heten alle soortgelijke races Grand Prix.
GRAND PRIX IN DE AUTOSPORT
Op 25 februari 1900 werd ter gelegenheid van de Grand Prix van Pau voor het eerst in de autosport de term ‘Grand Prix’ in gebruik genomen. Deze race, gewonnen door René de Knyff (Panhhard) was nog een echte wegrace over een eenmalig af te leggen parcours van 337 kilometer, dat begon en eindigde in Pau.
De organisatoren hadden na hun debuutjaar de smaak te pakken, want in 1901 waren er zelfs twee Grands Prix in één! De coureurs met echte voitures gingen voor de Grand Prix de Pau en die met de lichtere voiturettes voor de Grand Prix du Palais d’Hiver (‘Grote Prijs van het Winterpaleis’). Twee Grands Prix binnen één race ‑ dat is daarna sowieso nooit meer vertoond.
Afbeelding 2 – Napier (1902).
GORDON BENNETT TROPHY
Eveneens in 1900 legde James Gordon Bennett, eigenaar van de Amerikaanse krant ‘New York Daily Herald’, ongewild de basis voor de hedendaagse Grands Prix. Hij gaf toen namelijk de aanzet tot een jaarlijks te houden race waaraan uitsluitend nationale teams van drie (in dat land gefabriceerde) auto’s mochten deelnemen. Het land van het winnende team ontving de Gordon Bennett Trophy en moest de race van het daaropvolgende jaar op eigen grondgebied organiseren. Nadat een Franse coureur met een auto van Frans fabrikaat (Léon Théry met Richard‑Brasier) zowel in 1904 als in 1905 de Gordon Bennett Trophy had gewonnen, zag Frankrijk hierin de leidende rol bevestigd die het land al sinds 1894 vervulde. Daarin paste, zo vond men, geen race die door een Amerikaan met Amerikaans geld werd georganiseerd. De Franse automobielclub ACF bedacht daarom iets geheel nieuws: een race waarin ieder land zoveel inschrijvingen mocht plegen als het wilde. De internationale autosportwereld stond op zijn achterste benen, maar moest zich wel schikken in het Franse standpunt.
GRAND PRIX VAN FRANKRIJK
Zo ging in 1906 de eerste Grand Prix de l’ACF van start. Algemeen wordt deze race beschouwd als de eerste officiële Grand Prix, maar strikt genomen klopt dat dus niet helemaal. Het is wél de eerste Grand Prix ‘op niveau’. Van dit soort races werden er tot de Eerste Wereldoorlog slechts elf verreden (zes keer de Grand Prix van Frankrijk en vijf keer de American Grand Prize). Tientallen jaren later verkondigde de ACF met terugwerkende kracht, dat men voortaan de vijf belangrijkste ‘Parijse’ wegraces uit de geschiedenis als de eerste echte Grand Prix wilde gaan beschouwen – te beginnen met Parijs‑Bordeaux‑Parijs 1895. Uit het oogpunt van chauvinistisch Frankrijk was dat logisch. Dat zou immers de toen nog leidende rol van Frankrijk ten aanzien van de automobiel in het algemeen en de autosport in het bijzonder hebben bevestigd. In dat geval zou namelijk het bijna vergeten Franse automerk Panhard & Levassor de winnaar van vier van de eerste vijf Grands Prix zijn geweest. Het plan kwam in een periode waarin Frankrijk in de autosport weinig te vertellen had, dus dit plan werd afgeschoten.
GRANDE ÉPREUVE (1906)
Grande Épreuve betekent letterlijk: Grote Beproeving. Dit is een deftige term voor een ‘bijzondere’ Grand Prix. Voor de eretitel Grande Épreuve kwamen uitsluitend Grands Prix in aanmerking met een lange autotechnische en/of autosportieve traditie. Behalve uiteraard de Grand Prix van Frankrijk (sinds 1906) waren dat de Grand Prix van Italië (sinds 1921), de Grand Prix van België (sinds 1925), de Grand Prix van Engeland (sinds 1926), de Grand Prix van Duitsland (sinds 1926) en de Grand Prix van Monaco (sinds 1929). De eerste Grand Prix van Nederland werd pas in 1948 verreden, maar was nooit deftig genoeg om voor deze eer in aanmerking te komen.
Afbeelding 3 – Bugatti (1926).
GRAND PRIX VAN EUROPA
‘Grand Prix van Europa’ was een eretitel in de trant van ‘de Grand Prix van het jaar’, dus een titel waaraan geen enkele praktische waarde kon worden toegekend. Deze titel werd later nogal eens misbruikt om het mogelijk te maken om in één jaar twee Grands Prix in hetzelfde land te verrijden. De eerste Grand Prix van Europa werd verreden in 1923. Daarna is er, zij het met de nodige pauzes, jaarlijks een Grand Prix van Europa geweest. Deze titel werd tot 1983 altijd toegekend aan een al bestaande Grand Prix, die zich daarmee voor dat seizoen een bijzondere status verwierf.