Kernenergie heeft in theorie twee enorme voordelen: geen uitstoot (ook niet indirect, zoals bij elektriciteit) en een actieradius van vele duizenden kilometers.
1958. De Nucleon van Ford (Amerika), de Astral van Studebaker/Packard (Amerika) en de Arbel (Frankrijk) waren slechts studiemodellen van een auto met kernenergie als ‘basisbrandstof’. Echte atoomauto’s zijn er echter nooit gebouwd. Eigenlijk was dit alles voornamelijk bedoeld om een serieuze discussie op gang te brengen over de elektrische auto met eigen atoomcentrale. Aanlokkelijk waren hierbij drie enorme voordelen: afscheid van fossiele brandstoffen, nul uitstoot en een vrijwel onbeperkte actieradius. De voor de hand liggende nadelen waren nog veel groter. Hoewel deze automodellen door hun makers – uiteraard nog zonder krachtbron – vol trots op autoshows werden getoond, was de conclusie ten aanzien van dit project al gauw duidelijk: niet aan beginnen!