1253. Al vijf eeuwen vóór de uitvinding van de draaibank waren er in Duitsland mensen die de noodzaak van goede bevestigingsmiddelen onder ogen zagen. Met hout kom je nu eenmaal niet ver. Iemand deed daar in 1253 een buitengewoon belangrijke uitvinding: de ijzeren schroef! Staal bestond toen nog niet, omdat er in Europa nog geen hoogovens bestonden.
1770. Uitvinder van de precisie-schroef: Jesse Ramsden (Engeland). Ramsden bouwde een draaibank, die zo nauwkeurig functioneerde dat er onderling uitwisselbare schroeven mee konden worden gemaakt. Kort daarop voegde Henry Maudslay (Engeland, 1797) aan de draaibank van Ramsden een transportschroef toe. Daarmee bereikte hij een veel groter precisieniveau, hetgeen massaproductie van schroeven mogelijk maakte. Dit soort uitvindingen maken duidelijk, waarom destijds de Industriële Revolutie in Engeland begon en niet ergens anders.
1841. Joseph Whitworth (Engeland) zorgde voor de wereldwijde standaardisering van schroefdraad. Dit scheelde niet alleen enorm in de fabricagetijd (denk aan de lopende band!), maar ook in de kwaliteit van de machine die met schroeven in elkaar werd gezet. Whitworth was een leerling van Henry Maudslay, de ‘uitvinder’ van de precisieschroeven.
1934. Een kruiskopschroef heeft in de kop geen zaagsleuf maar een kruissleuf. Zo kan men met een kruiskopschroevendraaier meer kracht op de schroef uitoefenen. Uitvinder van de kruiskopschroef: Henry Phillips (Amerika). Zo’n schroef heet in het Engels nog steeds ‘Phillips screw’. Autofabrieken hebben behoefte aan schroeven met een nauwkeurige aansluiting, die bestand zijn tegen het ‘geweld’ van geautomatiseerde schroevendraaiers. Bij Cadillac (Amerika) werd hiervan in 1936 voor het eerst gebruik gemaakt.