VOORGESCHIEDENIS
Te tijde van het Romeinse Rijk (circa 100 na Chr.) was in de grote steden al sprake van straatverlichting dankzij verlichte winkels en kramen. Na de val van het Romeinse Rijk was er in 500-1000 nergens sprake van enige straatverlichting. Het waren toen niet voor niets de ‘donkere’ Middeleeuwen (grapje).
Straatverlichting met olielampen in de Spaanse stad Cordoba, rondom het jaar 1000 één van de rijkste steden van Europa, vormde hierin echter een eenzame uitzondering.
In de binnenstad van Den Haag werden in 1570 bij wijze van straatverlichting 32 petroleumlampen geplaatst.
Uitvinder van straatverlichting met lantaarnpalen: Jan van der Heyden (Nederland, 1669). Daarna werden er in en om Amsterdam binnen een jaar 1.800 eikenhouten lantaarnpalen geplaatst, met daarbovenop een olielamp in een koperen behuizing.
STRAATVERLICHTING MET GASLAMPEN
Uitvinder van de gaslamp voor straatverlichting: Jan Pieter Minckeleers (Nederland, 1785).
Londen kreeg in 1814 als eerste stad straatverlichting op gas. De gaslamp verdrong geleidelijk de olielamp dankzij de uitvinding van het gloeikousje, dat door de ontbranding van gas fel ging gloeien en aldus nog veel meer licht genereerde.
STRAATVERLICHTING MET ELEKTRISCHE LAMPEN
De Mosleystraat te Newcastle (Engeland, 1879) kreeg als eerste straat ter wereld elektrische straatverlichting.