De ‘uitvinding’ van de voorruit en het bijbehorende vaste dak impliceerde, dat de automobilist in een beperkte ruimte min of meer van de buitenwereld werd afgesloten.
Takuri (Japan, 1907).
1899. Eerste auto’s met een vast dak: De Dion-Bouton en Renault (Frankrijk). De ‘uitvinding’ van de voorruit en het bijbehorende vaste dak impliceerde, dat de automobilist in een beperkte ruimte min of meer van de buitenwereld werd afgesloten. Ook het zicht naar buiten toe had hieronder te lijden, te meer doordat de uitvinding van deugdelijke ruitenwissers en achteruitkijkspiegels nog minstens tien jaar op zich lieten wachten. Daardoor kregen velen al snel juist weer behoefte aan de ruimte van vroeger – al het weer het ten minste toeliet. Al binnen enkele jaren werd daaraan deels tegemoet gekomen door de introductie van allerlei alternatieve uitvoeringen.
1911. Eerste auto met een vast dak voorzien van een verhoging: Pierce-Arrow (Amerika). Dat vergemakkelijkte namelijk het in- en uitstappen van de inzittenden.
1948. Een andere, veel latere, ontwikkeling was een doorzichtig vast dak van perspex, zoals bij de Dolo (Frankrijk) en de Gatso (Nederland). Dit idee moet, amper drie jaar na de afloop van de Tweede Wereldoorlog, geïnspireerd zijn geweest op de cockpits van de jachtvliegtuigen van destijds.