Een fiets is een motorloos voertuig, waarbij de aandrijving wordt gegenereerd uit de spierkracht van de berijder. De fiets was er eerder dan de ‘moderne’ auto. Ook heeft de auto er in technisch en sportief opzicht van geprofiteerd, dat de wielersport er eerder was dan de autosport.
VOORGESCHIEDENIS
Al in 1760 had ene Michael Kessler (Duitsland) de loopfiets zonder besturing uitgevonden.
In 1813 voegde Karl Friedrich Drais von Sauerbronn daar een stuurinrichting aan toe en noemde zijn voertuig draisienne – met een houten frame en nog zonder pedalen ‑ met recht een benenwagen dus!
In 1839 maakte Kirkpatrick McMillan (Schotland) daar een trapmechanisme op. Je kan dus wel stellen, dat de fiets er dus tientallen jaren eerder was dan de auto.
WIELERSPORT
In 1869 werd de eerste lange‑afstandsrace voor fietsen georganiseerd: van Parijs naar Rouen, over een afstand van 124 kilometer. De route was exact dezelfde als die van de eerste grote autorace ooit van een kwart eeuw later. Alles mocht meedoen, zolang er maar geen motor op zat. Ene James Moore won deze race in een tijd van 10 uur en 34 minuten.
In 1886, toevallig het geboortejaar van Benz’ ‘eerste’ auto, lanceerde het Engelse fietsmerk Starley de moderne fiets, voorzien van een buizenframe en twee even grote spaakwielen. De ontluikende auto-industrie kon dit soort details zonder meer overnemen – en ze zijn nog steeds niet helemaal uitgestorven.
Het is opvallend, dat de eerste pogingen om tot een autorace te komen werden georganiseerd en gefinancierd door een wielerkrant (op zichzelf al een typisch Frans fenomeen). Zo was ‘Le Vélocipède’ in 1887 verantwoordelijk voor de allereerste race tussen echte automobielen ooit. In 1888 organiseerde een andere wielerkrant, ‘Vélo Sport’, de volgende autorace.
1890 was het geboortejaar van de eerste nationale fietsclub: de Touring Club de France (TCF). De TCF diende als voorbeeld voor de Automobile Club de France (ACF), die in 1895 als eerste Europese automobielclub opgericht. Een en ander is bewijsbaar door de aanwezigheid van de inscriptie Touring Club de France op de startnummerplaten van de deelnemers aan Parijs‑Bordeaux‑Parijs 1895. Toen bestond de ACF namelijk nog niet.
‘Coureur’ is het Franstalige woord voor ‘renner’. Een coureur is dus iemand op hoge snelheid loopt, fietst, op een paard galoppeert of met een auto racet. De meeste beroemde autocoureurs uit die periode waren hun sportleven als wielrenner begonnen. Men realiseerde zelfs al in 1893 een heus wereldkampioenschap voor wielrenners, maar voor de ontluikende autosport zou dat nog 57 jaar duren.
In 1893 daagden de twee Franse wielerkampioenen Corre en Terront elkaar uit tot een race op een wielerbaan over maar liefst duizend kilometer. Terront won die wedstrijd, maar belangrijker (voor de autowereld) was dat hierdoor iedereen vond dat auto’s dan toch ook minstens dit soort afstanden aan moesten kunnen. Niet voor niets ging de eerste serieuze autorace (Parijs-Bordeaux-Parijs 1895) van twee jaar later over een afstand van meer dan duizend kilometer.
Intussen ging de concurrentiestrijd door. In 1898 bij Achères nabij Parijs voor het eerst een officieel wereldsnelheidsrecord voor auto’s gevestigd. De Franse graaf De Chasseloup‑Laubat reed met zijn elektrisch aangedreven Jeantaud 63,2 km/h. Zeer opmerkelijk: dit was géén absoluut wereldrecord. Dat was toen in handen van een wielrenner: 64,3 km/h! De Franse graaf werd vervolgens onttroond door de Belg Jenatzy met een snelheid van 105,8 km/h. Dat was in ieders ogen een fantastische prestatie, hoewel stoomtreinen toen al sneller konden rijden. Exact twee maanden nadien reed de Amerikaanse wielrenner Charles Murphy vrijwel net zo snel, fietsend op een tussen de rails aangelegde houten ‘weg’, slipstreamend achter een trein …
De allereerste Tour de France van 1899 was een ….. autorace. Die voerde de autocoureurs coureurs dwars door Frankrijk over een route, die vergelijkbaar is met die van de huidige fiets‑tour – die pas in 1903 voor het eerst van start ging.